home |  biografie | parlement  | kalmthout | pers | links  | nieuwsbrief  |  contact

30 januari 2007

Stipheidscijfers 2006, laagste in jaren

Infrabel heeft gisteravond de stiptheidscijfers van de treinen in 2006 bekend gemaakt. Het resultaat (1,3% minder stipte treinen t.o.v. 2005) bevestigt wat elke regelmatige treinreiziger de voorbije maanden heeft kunnen vaststellen: de treinen rijden alsmaar minder stipt. Dit zijn de slechtste cijfers sinds jaren en beantwoorden helemaal niet aan het gevoel van de treinreizigers.

De niet-geneutraliseerde cijfers van de voorbije jaren (de geneutraliseerde volgen dezelfde trend, maar enkele procenten hoger):
2006: 90,6% 2005: 91,9% 2004: 93,2 2003: 92,6%
2002: 92,6% 2001: 91,2 2000: 90,7%

Ruw geschat, betekent dit dat in 2006 ruim 100.000 treinen te laat aankwamen in het eindstation.

Bovendien geven deze cijfers slechts een onvolledig beeld van de stiptheid van de treinen:
  1. Treinen die vijf minuten of minder vertraging hebben, worden niet meegerekend, ook al betekent dit dat een reiziger een aansluiting mist en mogelijk een half uur later op haar of zijn bestemming arriveert.
  2. Treinen die geschrapt worden, worden niet meegeteld in het stiptheidscijfer.
  3. Er wordt voor deze statistiek énkel rekening gehouden met het uur van aankomst in het eindstation van een lijn. Concreet: als een trein Brussel-Antwerpen in Mechelen 6 minuten vertraging heeft, en in Antwerpen nog slechts 5, wordt deze NIET meegeteld als zijnde een trein met vertraging.
  4. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen daluren en spitsuren. Tijdens de spits zijn er meer vertragingen, waardoor meer passagiers geconfronteerd worden met de vertraging.

De cijfers geven een indicatie en kunnen vergeleken worden met de vorige jaren én met het buitenland (een vergelijking die gunstig uitvalt voor de NMBS), maar er worden véél meer reizigers dan 10% geconfronteerd met vertragingen.

Nochtans beschikken Infrabel en de NMBS over veel meer gegevens. Elke trein wordt gevolgd over zijn volledige traject, er zijn metingen in alle grote stations en aan een aantal tussenpunten. Men kan ook onderscheid maken tussen ochtendpiek, daluren, avondpiek en weekends, ook tussen de verschillende treincategorieën (IC, IR, L, P-treinen). Indien deze gegevens in statistieken gegoten zouden worden, zou de reiziger een correcter beeld krijgen van de stiptheid van de treinen en de impact ervan op de reizigers.

Gisteren werd de commissie Infrastructuur van de Kamer uitgenodigd door NMBS-Holding, NMBS en Infrabel om te tonen welke inspanningen er geleverd worden om de stiptheid te verbeteren. Zo kregen we het pas gerealiseerde zenuwcentrum ‘Traffic Control’ te zien. Stiptheid is een prioriteit voor de spoorweggroep, er worden aanzienlijke inspanningen gedaan, maar het lijkt voorlopig niet te lukken. Al jaren wordt stiptheid als dé prioriteit naar voor geschoven, maar het resultaat van 2006 is bedroevend.

Deze cijfers zijn in de eerste plaats een indicatie voor de NMBS zelf, en zijn vooral belangrijk in het kader van de beheersovereenkomsten. Maar voor de treinreiziger, de klanten, zijn de stiptheidscijfers kunstmatig hoog. Ik pleit er dan ook voor dat de beschikbare cijfers in statistieken worden verwerkt, zodat we een beter beeld kunnen krijgen van de stiptheid voor de klant, de treinreiziger. Want dat kunnen we uit deze cijfers niet afleiden.



Bekijk ook dit artikel.