Bedrijfsvoorheffing topsporters: in overleg en met aandacht voor jeugdopleiding
De bedrijfsvoorheffing voor buitenlandse voetballers, basketballers en volleybalspelers, die actief waren in de nationale afdelingen bedroeg vroeger 18% terwijl dit voor Belgische spelers opliep tot 50%. Met de wet van 2007 (op initiatief van o.a. Dirk Claes) werd dat nefaste onderscheid weggewerkt. Om het financieel nadeel voor de sportclubs te compenseren, werd een systeem uitgewerkt waardoor de clubs een deel van de bedrijfsvoorheffing mogen bijhouden ten voordele van hun jeugdopleiding en het loon van jonge spelers. Mét resultaat: geleidelijk aan evolueren we naar een meer professionele jeugdbegeleiding, en meer en meer jonge talenten slagen erin om door te breken in ons land (Lukaku, De Bruyne, Vossen,...)
Een aanpassing van die wet in 2009 dreigde echter voor vele clubs roet in het eten te gooien. De bekommernis die leidde tot de aanpassing was terecht: de middelen enkel aanwenden om één of 2 dure (jonge) spelers te betalen, was niet de bedoeling van de wetgever. Maar de aangepaste regelgeving was zonder overleg tot stand gekomen, en zou voor sommige clubs een financieel drama betekenen.
Met het (mede door mij) ondertekende wetsvoorstel wordt hier nu een oplossing aan geboden. De filosofie van de wet van 2007 blijft behouden, en het zal niet langer mogelijk zijn dat het financieel voordeel énkel voor het loon 1 of 2 dure jonge spelers wordt aangewend. Een belangrijke incentive voor de jeugdopleiding en de sport in het algemeen!
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home